God, wat is dit mooi. Naast me staat een onbekende, oudere man. Hij straalt zoals spelende jongens stralen. Jeugdig. Ik weet niet wat er in hem omgaat. Of toch wel. Ik herken zijn baldadigheid; alles hier is vroeger. Van keten en de tijd hebben. Van guldens en van toen je nog onvoorwaardelijk blij was.
Herkenning in een museum, vanaf de eerste minuut dat ik er binnenstap. Het Dutch Pinball museum in Katendrecht, in het stoere Rotterdam. Hier hangt de sfeer van zeelieden die vanaf de golven van de Maas het vastenland opkwamen. En hier, tussen de loodsen, bevindt zich het fijnste museum van Nederland.
En ik denk de hele tijd; om wijs te worden moeten we misschien minder denken. En minder boeken lezen. Dat doen mensen van het flippertijdperk misschien wel teveel. Lezen over het geluk-in-jezelf, over je werk, opleidingen, over hoe je brein werkt en waarom.
Want eigenlijk hebben al deze wijze boeken één gemeenschappelijke waarheid; om blij te worden moet je dingen doen waar je blij van wordt.
En minder vaak op tilt slaan.