Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Terug uit Peru

Daar ben ik weer, terug uit Peru. En dat is een wonder.

Want ik ben gewoon vijf keer bijna doodgegaan de afgelopen maand. In Peru. En ik wist al niet wat ik er ging doen. Ik voelde alleen een blind vertrouwen dat ik met de juiste mensen op de juiste plekken zou zijn. Maar doodgaan stond geloof ik niet bovenaan mijn lijstje.

De eerste bijna-doodervaring komt al na twee dagen, als ik hoogteziekte krijg. Met een kloppende kop kruip ik gebukt door het gras, op zoek naar het hogere doel. Wat ik vind is een piepklein kuiltje. Precies groot genoeg om in te kotsen. Wat ben ik klein en wat voelt een maand Peru als levenslang.

Gelukkig ga ik me de dagen daarna beter voelen. Een aardbeving dezelfde week, ‘s ochtends op 11.11, zet ook mijn hersencellen in beweging. Ik besef; ik kan er ineens niet meer zijn. ‘Wakker worden Kitty. Je zit potverdorie in Peru’.

Een paar uur later, op 11.11 om 11.11 uur stroomt voor de eerste keer in mijn leven een dosis Rapé mijn neusvleugels in. Ik denk dat mijn hersenen verbranden, maar al snel val ik gelukzalig op de aarde. Godzijdank net naast het kuiltje van een paar dagen geleden. Laat Peru maar komen. Ik lach met mezelf, want wát een geluk; ik ben er al.

Voor de niet-spirituele onder ons; Rapé komt van een tabaksplant en wordt volop gebruikt in Peru. Je koopt het er gewoon op de markt. In plaats van stroopwafels. De heftige klap zorgt ervoor dat je geest zich opent. Sjamanen gebruiken Rapé om zich af te stemmen op het universum, God, de heilige geest, of hoe je je hogere-zelf maar noemt. Ik geloof zelf in het laatste; je bént het Universum.

In Nederland heb ik mijn eigen engelen al een paar keer gezien en ik wil zeker weten dat zij ook in het vliegtuig zijn gestapt en met me zijn meegereisd. En.. ja hoor! Ze zijn er. Ik zie ze. Op de plek waar ik een paar dagen daarvoor nog kotsen mijn heil stond te zoeken, hoor ik dat het goed is. Of mijn voetbalcluppie dit jaar kampioen wordt vergeet ik helaas te vragen.

Een ander fijn goedje dat je gewoon op de markt kunt kopen is cacao. Voor mij nu geen bijna-doodervaring. We lachen de nacht in. Door het drinken van pure cacao gaat je hart open. Ik besluit dat ik een groot hart heb, dus drie volle mokken later dans ik op Three Little Birds van Bob Marley de zonsondergang tussen de bergen tegemoet. ‘Don’t worry about a thing. Cause every little thing gonna be all right’. Ik ben springlevend en thuis met de anderen en mezelf. Mijn Engels wordt, Hallelujah, ook steeds beter.

De 12-daagse retraite is inmiddels begonnen. Niet te verwarren met een stilte-retraite. Duhhhh; we zijn met negen vrouwen. We lachen, huilen, schreeuwen, gieren, verbazen, oefenen en versterken heel wat af. Sterk. Dat zijn we. En dapper. Omdat we elkaar niet sparen. We sparen mooie herinneringen, over vroeger, nu en voor later. De tijd staat stil. Wat er allemaal gebeurt en gedeeld wordt? What’s in Peru, stays in Peru. Je had erbij moeten zijn. Zij noemen het bedding en Sisters. Ik noem het Hand In Hand. Kameraden voor het leven.

Door de andere vrouwen kom ik elke dag in aanraking met dingen die ik niet weet, maar die ik wel meteen herken. In mijn ogen zijn zij stuk voor stuk spiritueel ontwikkeld. En in hun bewustwording veel verder dan ik. Zij zien in mij een brug. Tussen ‘mijn’ wereld en ‘hun’ wereld.

Mediteren, stil zijn, en alleen nog maar luisteren naar de stem diep in mij, me de laatste tijd alleen maar goeds gebracht. Mijn retraitegenoten vragen- eerst voor de grap en later steeds serieuzer- of ik er een boek over wil schrijven. Zodat de mensen die nog slapen ‘wakker kunnen worden’. En dat dan in mijn woorden.

Ik grap dat ik beter eerst een spiritueel woordenboek kan maken. Omdat ik steeds de woorden niet snap die ze gebruiken. Spiritueel vakjargon. Vind je het gek dat er nog zoveel mensen slapen. Want iedereen die ‘verder is’, is ook verder weg van de gewone, nuchtere en aardse wereld. Die van bier en bitterballen. Maar waar ook duizenden mensen burn-out zijn. Waar stress allerlei ziektes veroorzaakt waar je geen happy-ending-bijna-doodervaring van krijgt. Waar je gewoon écht dood aan gaat.

Het wordt hart-tijd voor mezelf besluit ik tijdens de retraite. Niet voor een boek, maar om gewoon te ‘zijn’. Ik wil niet leven in een volgend hoofdstuk. Juist in het hier en nu. Samen met hen. We hebben er al één wereld van gemaakt. Peru. Onze wereld.

Mijn tweede bijna-doodervaring beleef ik in een Peruaanse zweethut. Daar worden we allemaal vrijwillig, in ons Eva kostuum, in opgesloten. Een dikke deken sluit de kleine ingang en ik zie letterlijk geen hand voor ogen. Niets hand in hand; ieder voor zich en God voor ons allen. Tijdens de vier rondes worden er gloeiende stenen de hut ingedragen en met water overgoten zodat de hete luchtvochtigheid stijgt. Er worden prachtige woorden gesproken in de hut. Welke intenties je hebt in je leven. Welke geliefden bij je zijn en wat je je ouders vergeeft en waarvoor je ze bedankt. Wat je wilt opschonen.

Ik zit er met een dikke strot. Komt vast door de stoom bedenk ik stoer. Ik ga kapot vanbinnen en vanbuiten. No way dat ik deze hut voortijdig ga verlaten. ‘Every little thing gonna be all right’ hoor ik in de verte nagalmen, maar mijn hart klopt zo hard dat ik bijna uit elkaar barst. Als ik er eindelijk uit mag kruipen, kan ik niet meer lopen. Ik hoor dat ik, zonder het te weten, op de zwaarste plek heb gezeten. Ik met mijn grote hart. Hij is tegelijk met mijn grote mond verdwenen. Eten doe ik met mijn ogen dicht. De rest van de dag voel ik me doodop en tegelijk herboren.

Van schrik knabbel ik een kilo cashewnoten achter elkaar op. Het bibberen stopt. Ik heb vast een energetische hartaanval gehad. Hoor ik er toch gewoon een beetje bij.

Een aantal dagen later verplaatsen we ons 7 uur in een bus door het prachtige landschap waar het dondert en bliksemt. Ik zie kleurrijke mensen en vergezichten. Ik geniet. We komen aan bij het Titicaca-meer waar het de bedoeling is een geboorteritueel te doen. Ik had het programma van het retraite niet gelezen en twee geboortes in één week lijken me een beetje overdreven. Ik kijk naar mijn voeten die dadelijk over de scherpe stenen moeten lopen, naar het water waar de langverwachte healing wacht. Het is op deze 4.000 meter hoogte harstikke koud. Toch trek ik mijn bikini aan.

De groepsdruk is hier dan misschien spiritueel, maar druk is druk; hier moet het gebeuren. Ik heb medelijden met mijn voeten. Zij hebben de afgelopen jaren al behoorlijk wat uitdagingen gedragen. Maar dit is anders; hier gaan we oervrouwen worden. En dit was het visioen van de retraiteleidster, hier kan ik geen spelbreekster zijn omdat ik geen zin heb in natte haren en een koud lijf. Dan bedenk ik me dat een oervrouw juist doet wat ze zelf het best lijkt. Ik voel dat het háár visioen is, niet persé de mijne. Ik kies ervoor om als Moeder Theresa vanaf de kant te waken over onze spullen en prachtige plaatjes te schieten van vrouwen die elkaar dopen. Later krijg ik complimenten dat ik juist niet het water inging. Kiezen voor jezelf. Die druk zat alleen in mijn eigen hoofd.

Mijn derde doodservaring krijg ik na een Huachuma ceremonie, ook wel San Pedro genoemd. Je drinkt dan een slijmerig goedje uit de cactussen die daar overal groeien. In Nederland heb ik de maanden ervoor al twee keer een Ayahuasca ceremonie meegemaakt. Ayahuasca wordt al eeuwenlang door indianenvolken uit het Amazonegebied gebruikt bij magische-religieuze rituelen. Zij zien de thee als het belangrijkste medicijn van het oerwoud. Mensen vragen me weleens of ik dat niet eng vind. Nee. Diezelfde mensen slikken misschien wel aspirines, slaappillen, antidepressiva, antibiotica. Begrijp me goed; als dat ook maar een klein beetje nodig is, doe ik dat zelf ook. Mijn kinderen zijn bijvoorbeeld gewoon gevaccineerd. En ik ben, vermoedelijk als enige voor deze reis, ook bij de GGD langsgeweest om me te laten inenten tegen enge ziektes. Ik weet toch niet waar ik goed aan doe. Dus ik maak de keus om gewoon alles prima te vinden. Witte jassen én medicijnmannen met veren en blaadjes en vieze drankjes.

Bewust naïef. Fijn juist. En je komt nog eens ergens.

Over Ayahuasca kan ik kort zijn; ik zou het iedereen aanraden. Ik heb het niet tegen veel mensen gezegd en al helemaal niet op Facebook. Maar voor mij is er een onzichtbare wereld opengegaan. Geen andere wereld. Maar juist eentje die er altijd en voor iedereen is. De informatie zit alleen zo diep in jezelf verstopt. En soms moet je jezelf gewoon een klein handje helpen.

Terug naar de Huachuma ceremonie bij de Peruaanse indiaan. We gieren het er regelmatig uit van het lachen. We liggen op matrassen maar ik ga halverwege staan. Ik voel me groots. Ik zie de kleuren in mezelf, de kerk uit mijn jeugd en groei tot boven het altaar, tot voorbij de glas in loodramen, helemaal tot de nok. Ik breek door het glazen plafond. Van de kerk en die van mezelf. Ondertussen strooi ik hier en daar met wat grappen en denkbeeldige confetti. Ik ben blij.

De indiaan had vooraf al verteld dat je het leven moet vieren, je het jezelf comfortabel moet maken en nooit moet vergeten te feesten. Een andere sjamaan strooide een week geleden ook al met confetti die hij offerde voor Moeder Aarde. Geen wonder dat ik me hier thuis voel. De indiaan met een band in zijn paardenstaart vertelt ondertussen prachtige verhalen.

Ik vraag me stiekem af of hij zich straks weer omkleedt en zijn spijkerbroek aantrekt. En daarna met zijn vrouw lacht om de gekke toeristen die hier 100 dollar per persoon betalen voor een cactusritueel die -zie ik later- gewoon in zijn achtertuin groeien. Maar het maakt me niks uit. Hij maakt prachtige muziek en blijft er, ook als ik in trance stiekem door mijn oogwimpers gluur, indrukwekkend uitzien. We maken de prachtigste reizen terwijl we de ruimte niet verlaten. Die 100 dollar is een koopje.

Mijn bijna-doodervaring komt later, als we terug zijn in onze huisjes en ik op aanraden van de indiaan een uur in bed ga liggen zodat de cactussap nog verder zijn werking kan doen. Ik voel dat ik meteen de onderwereld ingetrokken word. Het wordt zwart, grauw, eng en ik word levend begraven. Ik voel dat ‘ze’ dit ook een keer willen laten zien. Toch weet ik de hele tijd dat iedereen in dit leven de keus heeft om in de hel te blijven of terug te gaan naar de aarde, waar het licht is en de hemel zich bevindt.

Vanuit mijn bed ben ik behoorlijk de weg kwijt en ik stuur een SOS appje naar de retraite groepsapp in de hoop dat iemand me komt redden. Wat gelukkig ook gebeurt. Later kan ik daar vreselijk om lachen. Dat ik wel mijn telefoon en de SOS emoticon vind en niet het lichtknopje van mijn kamer. Wie verlicht wil worden moet toch minimaal het juiste knopje kunnen vinden.

Mijn vierde én vijfde bijna-doodervaring heb ik als we na de retraite met een klein gezelschap vier dagen de jungle ingaan. Acht uur lang rijden we over smalle, natte, niet geasfalteerde wegen, rakelings langs diepe ravijnen. Eén verkeerde stuurbeweging van de chauffeur en we zijn er allemaal geweest. Eindbestemming Peru. Ik bid en beloof het Universum tijdens de heenweg om dat boek te schrijven. Over al die goede bedoelingen die God, de Engelen en iedereen hierboven elke dag weer voor ons bedenken maar die we niet zien en horen.

Tijdens ons verblijf in de adembenemende mooie jungle vergeet ik die belofte alweer snel. Maar de terugreis is nóg spannender en vrees ik niet alleen voor mijn leven. Ik weet zéker dat we neer zullen storten en opgegeten gaan worden door de gieren. Ik bid, tel mijn zegeningen en voor de zekerheid ook mijn chakra’s. Ik weet na al die weken nog steeds niet waar die nou precies allemaal zitten. Dat lijkt me toch wel het beste bewijs dat ik nog niet dood kan. Ik ben nog niet uitgeleerd. Na urenlang zweten, schietgebedjes, veel snoep eten – want wat maakt het uit, ik sterf hier toch een eenzame dood- komen we dan eindelijk ongeschonden aan op de eindbestemming.

Vijf keer doodgegaan tijdens mijn reis in Peru en ik leef meer dan ooit.

En dat boek? Ik beloof vooral mezelf om het nooit meer anders te gaan doen. Want ik ben het zomaar ineens zelf geworden. Een open boek.